maandag 17 december 2012

Uit de duisternis neergedaald

Dit is niet de eerste recensie noch de enige. Clemens vanBrunschot heeft al een 10-tal recensies op zijn site geplaatst waar ik het mee eens ben. Ik hoef hetgeen al geschreven is daarom niet te herhalen. Laat ik vermelden dat ik het een spannend boek vind, de materie erg interessant, het geschetste karakter van iemand die aan schizofrenie leidt herkenbaar vind, de stijl van schrijven gewoon erg goed.

Zoals uit de andere recensies wel duidelijk zal zijn, is het thema de tweestrijd tussen Wijkel en Stauf om te bepalen of er al dan niet een God bestaat. Een God, zoals wij, de ‘normale’ mensen, ons die voorstellen. De aanpak van Clemens om als personage daartoe juist iemand te nemen die meerdere werkelijkheden kent en als vader een godsdienstfanaat had maakt dit een sterk thema.



Want naar mijn mening gaat het immers niet om het al dan niet bestaan van God, maar is de boodschap dieper: is de werkelijkheid dat wat wij denken te zien door de a-priori denkbeelden die ons sinds onze geboorte zijn opgedrongen of zijn er andere werkelijkheden denkbaar voor mensen die, om wat voor reden dan ook, hun zintuiglijke waarnemingen niet direct verbinden met deze gemeenschappelijke a-priori denkbeelden? Iedereen interpreteert zintuiglijke waarneming op een eigen unieke manier, en dankzij het gebruik van de a-priori denkbeelden kunnen we iets overeenkomstig beschrijven.

Clemens haalt de filosoof Kant aan: "Der Kritiek der reinen Vernunft". Kant stelt daarin dat wij alleen dingen kennen zoals het verstand ze modelleert, a-priori. Wat het verstand niet kan modelleren, kunnen wij niet kennen. En God kunnen wij niet modelleren.

Clemens had natuurlijk ook Descartes aan kunnen halen die zijn drie zekerheden formuleerde om de rationaliteit te kunnen funderen, de rationaliteit die wij in onze samenleving als werkelijkheid benoemen. De tweede zekerheid van Descartes draait precies om waar het in deze roman om gaat, is het bestaan van God. En Descartes definieert ‘God’ als dat wat zuiverheid waarborgt: zekerheid over de juistheid van denken en ideeën. En concludeert dat God ‘waarachtig’ is.

Beiden en andere filosofen vragen zich echter niet af of er een God is zoals wij die kennen: een onzichtbare leider ergens in de lucht waar we ons aan overgeven, die besluiten voor ons neemt en de wereld in goed en kwaad verdeelt. Beiden filosofen beschrijven datgene wat binnen in ons zit, maar niet voor rede vatbaar is, wat niet gerationaliseerd kan worden: het onbewuste, verborgen, onderdrukte in mensen wat als ze het zouden volgen, hun zou verlichten en hen de ‘juiste’ (de zekerheid over de juistheid van denken en ideeën) weg zou laten bewandelen: Boeddhistische monniken kunnen het nog met veel geduld en training, wij niet.

Maar dat geldt niet voor hen die wij als ‘gek’ beschouwen om dat ze de werkelijkheid niet volgens onze denkbeelden waarnemen en mogelijk daardoor wel dichter bij verlichting (God) staan dan wij. Gerard Wijkel is zo iemand. Gek verklaard door de maatschappij. En Stauf is op haar manier ook zo’n gek. Waar bij Gerard echter zijn werkelijkheid gebaseerd is op het ‘goed’ willen doen (dat hij zijn buurvrouw neerstak was immers om het ‘kwaad’ te bevechten), bij Stauf is de opzet om kwaad te doen, waarbij haar werkelijkheid door haar vader en opvoeding zodanig is omgevormd dat onze a-priori denkbeelden over wat ‘goed’ is voor haar niet meer gelden.

Eigenlijk is dit dus een spannende, goed geschreven thriller over filosofische beslommeringen waarbij waarheid en werkelijkheid eenvoudig weg geen eenduidige betekenis hebben.

Mooi boek J

Geen opmerkingen:

Een reactie posten