maandag 7 november 2011

Als een goed huisvader


Vreemde titel misschien, maar dit is een standaard onderdeel van de lease overeenkomst van een ‘bedrijfs’ wagen. Je mag de auto gebruiken, op voorwaarde dat je er als een goed huisvader mee omgaat. Waarmee bedoeld wordt dat je er geen gekke dingen mee doet,  er goed voor zorgt en er zo min mogelijk schade aan en mee veroorzaakt. Doe je dat aantoonbaar niet, dan zijn de consequenties, financieel en materiaal, voor jou als bestuurder.

dinsdag 4 oktober 2011

Use Your Own (UYO)


Bedrijfsleven kan niet om BYOD heen

(opiniestuk verschenen in Computable Expert Panel)

Stelling 1. Het gebruik van privéapparaten komt de efficiëntie ten goede.



Veel meer Nederlandse medewerkers gebruiken privéapparaten zakelijk dan hun werkgevers verwachten. Is de ict-infrastructuur voldoende voorbereid op deze invasie van eigen mobiele apparaten? Door middel van een drietal stellingen wordt geprobeerd hier antwoord op te verkrijgen.

donderdag 1 september 2011

Global Revolution #OccupyWallSt #OccupyDenHaag

Meer dan 10.000 protesteerden vorige week in New York en probeerden Wall Street te bezetten. En ik kan niet anders zeggen dan dat is ze van harte steun. Ze protesteren tegen het wanbeleid van financiële instellingen, tegen de bonuscultuur ervan die bewezeb leidt tot crisissen, tegen de wurggreep die deze financiële instellingen op de overheid hebben, tegen het afwentelen van verliezen van deze instellingen op de belastingbetalers, de burgers. Daar kan je het alleen maar mee eens zijn.

vrijdag 26 augustus 2011

Patent onzin


Ik ben geen fan van Apple. Natuurlijk, Apple maakt hele mooie produkten en in tegenstelling tot wat we gewend waren van Microsoft is er goed nagedacht over de gebruikers ervaring. En die is zonder meer goed. Daarmee heeft Apple er in ieder geval voor gezorgd dat ook de gewone PC’s , smartphones en tablets een intuïtieve en gebruikersvriendelijke interface kregen.

donderdag 28 juli 2011

Privacy en de OV Chipkaart

Deze week was er ophef over de privacy gevoeligheid van de OV Chipkaart. Het platform dat zich inzet voor de privacy wil dat de gegevens van de chipkaart houders niet bewaard mogen blijven en dat er wetten moeten komen om ervoor te zorgen dat het bedrijf achter de OV chipkaart, geen gegevens aan derden doorgeeft.
Ik ben het daar in principe wel mee eens, want privacy is een groot goed en moet zeer zwaar meewegen in beslissingen, maar aan de andere kant denk ik dat hierdoor een grote kans verloren gaat.

zaterdag 23 juli 2011

Fundamentalisme

Wat gisteren in Oslo gebeurt is, is diep triest. Met bomaanslagen wordt tegenwoordig nog wel rekening gehouden en over het algemeen blijft het aantal slachtoffers daarbij, uitzonderingen zoals in Madrid en London daargelaten, beperkt. Maar met een automatisch wapen het vuur openen op jongeren variërend in leeftijd van 14 tot 25 jaar die zich slechts voor hun idealen inzetten door lid te zijn van een gerespecteerde politieke partij, en daarbij 90 slachtoffers te maken, is een nieuw dieptepunt.

woensdag 13 juli 2011

Deflatie

Het is alweer een jaar of vier, vijf geleden dat ik in op het wetenschapsforum voorstelde dat de Nederlandse economie het beste af zou zijn met een echte deflatie. Daar kwam door de meeste economie studenten en afgestudeerden een storm van kritiek op: deflatie is het slechtste wat een land kan overkomen. Met de gebruikelijke argumenten: uitstel van aankopen (alles is morgen goedkoper), daardoor daling van de productiviteit (als uitkopen uitgesteld worden, hoeft er ook niet zoveel mee geproduceerd worden), met als gevolg economische krimp en dat zou dan weer leiden tot welvaartsdaling, hoge werkeloosheid en andere rampen.

vrijdag 17 juni 2011

Open brief aan Jos Vrancken


Open Brief over IPv4 en NAT
Beste heer Vrancken,

Met stijgende verbazing heb ik kennis genomen van het artikel in de Computable van 17 juni jongstleden, waarin u aangeeft dat er de komende 20 jaar helemaal geen reden is om aan IPv6 te gaan denken, omdat NAT alle problemen die er misschien zouden zijn met betrekking tot de beschikbare adresruimte, wel zal oplossen.

woensdag 15 juni 2011

Griekenland

Het blijft de gemoederen bezighouden: moet Europe Griekenland nu wel of niet opnieuw financieel steunen? De meerderheid van de bevolking van de meeste West-Europese landen is tegen, maar op regeringsniveau wordt steeds maar weer met klem benadrukt dat steunen het beste is wat we kunnen doen.

zondag 29 mei 2011

De Begraafplaats van Praag

Nee, de titel is niet door mij verzonnen. Maar het is wel toepasselijk voor deze blog. Want ik wilde het gaan hebben over complot theorieën. Deze zijn momenteel natuurlijk weer zeer actueel met de situatie rondom Dominique Strauss-Kahn. Daarbij heb ik vanaf het moment dat het nieuws bekend werd gezegd dat het een valstrik moet zijn geweest. Je kan zeggen van Strauss-Kahn wat je wilt, maar zo dom kan de man eenvoudigweg niet zijn. Zeker niet als je een paar maanden eerder al aangeeft dat dit één van de manieren zou kunnen zijn waarop je aangevallen zou kunnen worden. Bovendien is het tijdstip net even té toevallig: met de presidentsverkiezingen in Frankrijk in aantocht, en de zwakke positie van Sarkozy ten opzichte van Strauss-Kahn in de peilingen komt het de Franse regering wel zeer goed uit. En ook Amerika heeft er belang bij omdat Strauss-Kahn een socialistische regering zou vormen, waardoor de betrekkingen tussen Frankrijk en Amerika wel eens slechter zouden kunnen worden. En de Amerikanen waren ook niet echt tevreden over het beleid van het IMF. Net even teveel redenen dus om de situatie zoals geschetst door de politiek als waar te accepteren en uit te gaan van een goed voorbereide val.

zaterdag 14 mei 2011

Kwaliteit en kwalitisme

Ik heb een stelling. Die stelling luidt: “Iedere toename in kwantiteit is recht evenredig met afname in kwaliteit”. Die stelling gaat, volgens mij, altijd op. Daar zal niet iedereen het mee eens zijn, maar dat komt vooral omdat kwantiteit, de hoeveelheid, meetbaar is en kwaliteit niet. Want wat is kwaliteit? Naar mijn mening is kwaliteit een subjectief oordeel van iemand (een mens), de beoordelaar, over een onderwerp gebaseerd op de eigen ideeën en denkbeelden van die beoordelaar. Een andere beoordelaar heeft andere ideeën en denkbeelden en kan dus tot een ander oordeel over kwaliteit komen.

Voor mijn stelling ben ik er vanuit gegaan dat kwaliteit, voorzover betrekking hebbend op niet tastbare zaken, zoals diensten,  zich uit in de mate waarin de bij het systeem betrokken mensen, het gevoel ervaren dat er naar hen geluisterd wordt, dat zij serieus worden genomen, dat er begrip voor hen opgebracht wordt en dat zij gerespecteerd worden.

Kwaliteit kan natuurlijk ook op tastbare zaken slaan, meestal producten, waarbij de kwaliteit van een product over het algemeen uitgedrukt wordt in de mate waarin het product de gebruikers ervan een, niet meetbaar, gevoel van gelukzaligheid geeft. Dat klinkt misschien wat abstract, maar een voorbeeld kan het misschien verduidelijken. Denk in dit geval eens aan producten die uit massa productie zijn gemaakt, en aan ambachtelijk gemaakte producten. Bij heel veel mensen geven die laatste toch een ander en beter ‘gevoel’ dan de eerste, hoewel als je objectief zou kijken de in massa gemaakte producten waarschijnlijk net zo goed of beter aan objectief vastgestelde criteria voor het specifieke product zouden voldoen dan de ambachtelijk gemaakte. Maar er zit geen ‘liefde’, ‘passie’  of ‘toewijding’ in massa producten en juist wel in het ambachtelijk gemaakte product. En hoewel dit objectief niet meetbaar is, blijken mensen op een of andere manier toch hiervoor gevoelig te zijn.

De bio-industrie is daar ook een goed voorbeeld van. Ik ben daar zeker geen voorstander van, maar ik ga er zonder meer vanuit dat de controle in een goed geautomatiseerde vleesfabriek of legbatterij op het product ‘vlees’, ‘melk’ of ‘ei’, consequenter en vollediger is dan die van een kleinschalige biologische boer die 25 koeien in het land heeft staan. Maar die laatste heeft aandacht voor zijn dieren, heeft respect voor zijn dieren en ziet ze in eerste instantie als dier, daarna als product. Bij de bio-industrie is dat net andersom: de dieren zijn in eerste instantie handelswaar, producten, en pas daarna ook nog dieren. De aandacht is dus in eerste instantie gericht op de criteria van het product (zo goedkoop mogelijk en constant mogelijk produceren) en pas daarna op het gevoel van het dier.

Ik durf te wedden dat in een dubbel blind test, mensen het biologische product hoger zouden waarderen dan het uit de bio-industrie product en daar een beter gevoel bij hebben. Maar ook dat is uiteraard niet te kwantificeren. En toch lijkt de aandacht van de boer voor zijn dieren, misschien ook wel het dierenwelzijn zelf, op de een of andere manier invloed te hebben op het gemoed van, in dit geval, de verorberaar ervan.

In ons over-gecommercialiseerde kapitalistische non-economische* systeem is de enige doelstelling voor bedrijven om te groeien en groter te worden dan de concurrentie. Groei impliceert dat het aantal klanten moet toenemen om de groei in omzet mogelijk te maken. De kwantiteit neemt dus enorm toe. En de kwaliteit van de dienstverlening aan diezelfde klanten neemt daarmee evenredig af. Klanten worden nummers in een database, een systeem. Er wordt informatie vastgelegd over klanten in dossiers. Objectieve gegevens, zodat als een klant contact zoekt, een voor die klant volledig onbekende ‘agent’ in een contact center kan doen alsof hij alles van de klant weet. Maar dat is natuurlijk niet zo. Er is geen relatie tussen de agent en de klant, er is geen ‘passie’, ‘toewijding’ of zelfs maar ‘begrip’ van de agent voor de klant, want het contact met de klant is immers slechts een ‘Performance Indicator’ en daarmee volledig ontdaan van alle ‘softe’ zaken die de waarde, en dus de kwaliteit, van een relatie bepalen.

En nee, als je tienduizend klanten hebt is het in de huidige systemen niet mogelijk om met ieder van die klanten een goed persoonlijk contact te onderhouden. Voor een ziekenhuis met 5000 bedden is een patiënt een dossier, geen persoon. Voor een Hogeschool of Universiteit met 30.000 studenten zijn studenten handelswaar waarmee geld verdiend wordt, nummers in een registratie. En voor de overheid zijn wij Burger Service Nummers. De kwantiteit neemt toe, de kwaliteit van de intermenselijke communicatie holt zienderogen achteruit. En daarmee het gevoel van respect, van serieus genomen worden, van begrip. En dat vormt de kern van mijn stelling.

De schaalvergroting van de organisaties, wat in eerste instantie ingegeven is door de zucht naar meer geld, kan alleen als zij uitgaan van de ‘gemiddelde’ klant. Vanwege de schaalomvang dienen processen ingericht te worden die afgestemd wordt op gemiddelde waarden. Feitelijk zijn deze grote organisaties de klant als ‘maakbaar’ gaan zien: gemiddeld genomen past iedereen in het raamwerk dat voor ‘de klant’ is opgezet. Dat individuen daarvan kunnen afwijken, wordt misschien wel onderkend, maar wordt niet in de business modellen opgenomen. Individuele zaken zijn immers niet te managen en passen niet in modellen. Een klant van zo’n organisatie dient zich dan ook aan te passen aan het beeld van die organisatie van de gemiddelde klant.

Diezelfde maakbaarheid is ook van toepassing op de medewerkers binnen de organisaties. Sinds Taylor 100 jaar geleden zogenaamd wiskundig had aangetoond dat  de ideale medewerker een  medewerker is die vooral alleen doet wat hem opgedragen wordt en vooral niet zelf initiatieven dient te ontplooien, is dit denkbeeld bij steeds meer organisaties tot standaard verheven, wederom met name in de laatste decennia waarin IT het mogelijk maakte deze maakbaarheid steeds verfijnder te sturen.  Dat was niet geheel toevallig ook de tijd waarin het aantal ‘management’ lagen explodeerde. Het ongelijk van Taylor’s model is dan inmiddels wel aangetoond, de meeste organisaties werken nog steeds wel volgens dat model. En dat heeft onvermijdelijk tot gevolg dat de man op de werkvloer zich niet meer verantwoordelijk voelt voor de kwaliteit van de door hem geleverde producten of diensten omdat hij gestuurd wordt op kwantiteit. Dat geldt voor een lopende-band medewerker, voor een verpleger in een ziekenhuis, voor een ambtenaar, voor een buschauffeur, voor een medewerker voor veel grote IT bedrijven, voor de cassière in de supermarkt, voor de agent op straat, en nog veel meer. Zij die niet tot de management lagen behoren en dus het feitelijk werk doen, en dus die passie in hun werk zouden moeten leggen om het gevoel van kwaliteit aan de afnemers ervan te geven, worden niet de ruimte gegeven om die onmeetbare, oncontroleerbare en derhalve onbestuurbare (un-manageble) ‘kwaliteit’ aan de producten of diensten te geven. En dat leidt ongewild maar onvermijdelijk tot een passieve ongeïnteresseerdheid ten aanzien van de afnemers en het gebruik van de producten en diensten. 

En daarmee is het een zichzelf uitbreidend organisme geworden. Door het gebrek aan passie bij de totstandkoming van producten en diensten ervaren de afnemers een mindere kwaliteit, en door de passieve houding van hen die de producten en diensten maken wordt de kwaliteit ervan ook als steeds minder ervaren. Waardoor organisaties hogere ‘kwaliteitseisen’ gaan stellen (meetbare zaken) waarmee ze de werkvloer opzadelen met steeds meer beperkingen, waardoor de echte gevoelsmatige kwaliteit juist afneemt.

Het kan ook anders. Omwille van efficiency zijn bedrijven het contact met de klanten gaan centraliseren. Daartoe zijn ‘front-offices’, ‘mid-offices’ en ‘back-offices’ ingericht, mogelijk gemaakt door inzet van IT. Verregaande centralisatie die leidt tot een steeds grotere kloof tussen klant en organisatie. Om die kloof te dichten is het nodig dat er in verregaande mate weer gedecentraliseerd wordt, dat de klant weer het gevoel krijgt (kwaliteit) dat hij als unieke persoonlijkheid benaderd wordt, met zijn unieke vragen, zijn unieke wensen en zijn unieke behoeftes.

Buurtzorg Nederland is een organisatie die dat vorig jaar al inzag, en hun hele business model heeft afgestemd op kleinschalige, decentrale locaties met eigen verantwoordelijkheid, zonder managementlagen, met kleine autonome teams. Het zal geen toeval zijn dat Buurtzorg door de klanten ervan als kwalitatief hoogwaardig wordt aangeschreven, dat de werknemers het een uitstekend bedrijf vinden om voor te werken (beste werkgever van Oost Nederland in 2010) en dat alles tegen lagere kosten dan de reguliere, groot geworden en gecentraliseerde thuiszorg organisaties. De teams kennen hun clientèle persoonlijk, er is direct contact, de klanten zijn geen nummer meer maar een uniek mens. De teams zijn maximaal 12 medewerkers groot, en als er meer klanten komen dan een team aankan, komt er een nieuw team. De ondersteuning van die teams is mogelijk gemaakt door inzet van eenvoudige ICT  middelen, die volledig facilitair zijn aan de business en ervoor zorgen dat de zorgdienst goedkoop aangeboden kan worden. Dat alles tezamen is wat door de afnemers van de zorgdiensten ervaren wordt als kwaliteit.

Ik ben Kwalitisme gestart. Kwalitisme is een samenvoeging van Kwaliteit en Dadaïsme. Voor degenen die dat niets zegt: dadaïsme was een stroming onder kunstenaars, begin vorige eeuw, die zich afzette tegen de toen geldende regels voor kunst. Iets was kunst als het aan objectief meetbare zaken voldeed. Terwijl kunstenaars vonden dat kunst alleen Kunst is als de ontvanger er een bepaalde ervaring door opdeed, uiterst subjectief dus. Niet gebonden aan regels, niet objectief meetbaar. De dadaïsten wilden 'Kunst' weer opnieuw inhoud geven. Picasso was een dadaïst.

En wat de dadaïsten wilden bereiken (en bereikt hebben) met Kunst, wil ik bereiken met kwaliteit: de heersende gedachte dat kwaliteit objectief meetbaar is verwerpen omdat mijn inziens kwaliteit daardoor inhoudsloos wordt. Kwaliteit moet weer inhoud gegeven worden door weer uit te gaan van het subjectieve karakter van kwaliteit. Zodat Kwaliteit weer de waarde krijgt die het zou moeten hebben. Vandaar Kwalitisme: het opnieuw inhoud geven aan kwaliteit. Ik hoop dat deze stroming later zeer bekende Kwalitisten zal voortbrengen, net zoals het Dadaïsme grote Kunstenaars heeft voortgebracht.


*) Non-economisch. Economie is in beginsel de wetenschap die zich toelegt op het zo eerlijk mogelijk verdelen van schaarse middelen. Het westerse, of eigenlijk Anglo-Amerikaanse kapitalistische systeem heeft echter als doel het nationaal bruto product te verhogen omdat daar de ‘economische’ groei aan afgemeten wordt. De kern daarvan is valuta, geld dus. En geld is per definitie geen schaars middel en wordt al helemaal niet eerlijk verdeeld. Dit systeem is daarom eigenlijk een non-economisch systeem.

donderdag 5 mei 2011

Betaald parkeren

Ik woon in een gemeente waar in het centrum betaald parkeren is. Dat is in veel  gemeentes zo, maar deze gemeente behoort tot de 10 grootste plaatsen van Nederland en voor de inwoners is het centrum de enige plaats waar voldoende winkelaanbod is om te shoppen. En omdat het grondgebied van de gemeente nogal groot is (qua oppervlak groter dan Amsterdam) zijn veel bewoners daarvoor aangewezen op de auto.
Nu kost een dag (meer dan 6 uur) parkeren nog 8,50 euro, volgend jaar gaat dat naar 11.50 euro. Dat is een hele forse stijging die, volgens de gemeente, nodig is om de exploitatie van de parkeergarages, uitbesteed overigens, dekkend te maken. Maar dat slaat nergens op.

Algemeen gesteld is het zo dramatisch fors verhogen van het parkeergeld een slechte zaak. Niet alleen zullen mensen het centrum gaan mijden, wat voor de toch al wegkwijnende middenstand in het centrum de nekslag kan betekenen, uiteindelijk zullen de inkomsten lager uitvallen dan als een normaal tarief gehanteerd wordt. Terwijl er dit jaar tonnen besteed gaan worden om de uitstraling van het centrum te verbeteren, wordt dus tegelijkertijd het komen naar het centrum ontmoedigd.
Blijkbaar zitten er in de gemeenteraad alleen maar mensen met een beperkt blikveld, kortzichtig en op korte termijn werkend. Niemand schijnt de moeite te nemen om een beetje door te denken.

Je kan ook als volgt redeneren:
Er zijn parkeergarages gebouwd. Daar is geld in geïnvesteerd dat op de een of andere manier terugverdiend moet worden. Ook het onderhoud van de garages kost geld. Dat zijn gegevens. Parkeerplaatsen op straat zijn schaars, en moeten op een of andere manier eerlijk verdeeld worden. Ook dat is een gegeven. Wie wat vaker rondloopt in het centrum zal merken dat met name ’s zaterdags parkeerplekken zeer schaars zijn. Lange files ontstaan van en naar het centrum omdat mensen op zoek zijn naar een parkeerplaats. Op een gemiddelde doordeweekse dag echter, staat meer dan de helft van de parkeerplaatsen leeg. Dat geldt ook ’s avonds als de winkels gesloten zijn en er alleen uitgaanspubliek is.

Volgens mij zou je moeten willen bereiken dat de gebouwde parkeerplaatsen zo goed mogelijk gebruikt worden, verdeeld over alle dagen van de week. Maar ook wil je piekmomenten vermijden omdat, als de pieken te groot worden, er nieuwe parkeergelegenheden geboden moeten gaan worden om het centrum nog enigszins bereikbaar te houden. Daarnaast spelen de belangen van de winkeliers een rol. Doordeweeks is het rustig en zijn de omzetten laag. Het is niet ongewoon dat op gemiddelde doordeweekse dagen winkels met verlies draaien. Dat wordt in veel gevallen wel goed gemaakt op koopavonden en ’s zaterdagen, maar op die tijden is door de extra drukte ook extra personeel nodig. Dat zijn dus hogere kosten.

Objectief bekeken zou je dus eenvoudig kunnen stellen dat het voor de winkeliers beter zou zijn om op de nu rustige tijden meer aanloop te hebben en op de piekmomenten wat minder. Spreiding van vraag, en daardoor effectiever met de beschikbare middelen om kunnen gaan. En de gemeente zou dat indirect kunnen stimuleren. Door op rustige tijden de parkeertarieven juist te verlagen, en op drukke momenten de tarieven te verhogen. Als er meer ruimte is (minder schaarste) betaal je minder voor een plek, en wordt de bezetting van de parkeerplekken dus hoger. Als er schaarste ontstaat, betaal je meer, waardoor mensen er minder gebruik van maken. Files worden minder, en de noodzaak van nieuwe parkeerplekken verdwijnt. Een tevredenere middenstand en tevreden burgers omdat zij kunnen kiezen wanneer ze met de auto naar het centrum gaan. En ook de gemeente is tevreden want omdat er meer gebruik wordt gemaakt van de parkeergelegenheid tijdens daluren, ook al is het tarief lager, is de opbrengst uiteindelijk toch hoger.  Want dat is de menselijk factor: als je 1 euro moet betalen voor parkeren is de drempel laag, als het meer dan 6 euro kost is de drempel ineens een stuk hoger en zullen mensen manieren gaan verzinnen om daar onderuit te komen. Gevolg: kapot gereden slagbomen, vernielde apparatuur, agressie, bumper-rijden en noem alle mogelijke middelen maar op die gebruikt worden om toch maar niet te hoeven betalen. Handhaving en herstel van vernielingen kosten dan een vermogen en zo ontstaat een vicieuze cirkel.

Het is vrij eenvoudig om de bezetting van de parkeerplaatsen in de garages bij te houden, sterker nog, dat gebeurt al. Een kleine toevoeging daaraan zou zijn om op basis van de bezetting de prijs per uur variabel te laten zijn en deze weer te geven op de informatieborden en op een internet pagina van de gemeente. Zodat iedereen vooraf kan zien of er met de auto naar het centrum gegaan kan worden, met de fiets of het OV, of dat het die dag maar even uitgesteld wordt. Zo simpel kan het zijn.

Ik was laatst in Amsterdam, toch een dure stad al het om parkeren gaat. Ik moest een boodschap doen in Zuid, in een drukke winkelstraat, en was met de auto. Bij de parkeerautomaat wilde ik betalen maar wat ik er ook ingooide, 1 euro, 2 euro, 50cent, de automaat bleef mijn geld weigeren. Na enige tijd zoeken kwam ik erachter wat de oorzaak was: de maximale parkeertijd is daar 1 uur. Genoeg om een boodschap te doen en regelmatig vrije parkeerplaatsen te krijgen. En het kost 10 cent per uur, zodat alleen 10 cent stukken geaccepteerd werden. 10 cent voor een uur. Dat is nog eens iets anders dan 11.50 euro voor 6 uur. Maar daar was het niet bedacht door de gemeente, maar door de vereniging van winkeliers uit de betreffende  winkelstraat. Het wordt tijd dat meer verenigingen van winkeliers dit voor elkaar gaan krijgen.

donderdag 28 april 2011

De toekomst van IT


Er komt een periode aan waarin we anders tegen IT gaan aankijken dan we de afgelopen eeuw gedaan hebben. Die periode is begonnen in 2010 en zal rond 2030 aflopen.

In die afgelopen eeuw heeft IT de transitie gemaakt van pure wetenschap via geavanceerde rekenmachine via automatisering naar informatisering.  Een korte terugblik leert dat er grofweg periodes van 20 jaar te onderscheiden zijn geweest in de ontwikkeling van IT. In de eerste 20 jaar, 1930 tot 1950, werd feitelijk de computer ‘uitgevonden’. In 1950 leidde dat tot de eerste volledig elektronische digitale computer, waarvan de huidige computers nog steeds een doorontwikkeling zijn. Dit was de era van 'calculating machines', waarin het voornamelijk wetenschappers waren die zich met computers bezighielden. Beperkt qua aantal machines, beperkt qua aantal gebruikers en beperkt qua mogelijkheden.

Van 1950 tot 1970 werd de elektronische computer verbeterd, en in 1970 werd Xerox PARC opgericht: het instituut dat met zijn ideëen en ontwikkelingen (muis, grafische user interface, Ethernet) de grondlegger was voor de PC waarmee we nu werken. In die 20 jaar was de computer van een kamer vullende rekenmachine ontwikkeld tot een apparaat waarmee administratieve processen snel en doelmatig uitgevoerd konden worden. Het aantal computers nam al sterk toe, met name toen aan het eind van deze era, de era van ‘dataprocessing machines’, kleinere, goedkopere en eenvoudiger bedienbare systemen begonnen te verschijnen. Het vak van computer operator was geboren en systeembeheer.

In de daarop volgende periode, van 1970 tot 1990 ging de ontwikkeling van steeds handzamere computers door, en startte de ontwikkeling van netwerken waarin computers gekoppeld konden worden. Dit was de era van 'personal computers', die niet alleen gebruikt werden voor verwerking van grote hoeveelheden gegevens, maar voor administratieve zaken. De rollodex werd overbodig, de computer bleek een uitstekende vervanger voor de typemachine, financiële administraties konden veel sneller en makkelijker uitgevoerd worden en bedrijven begonnen zich te realiseren dat de systemen ook gebruikt konden worden voor ‘Customer Relation Management’ systemen en bedrijfsbrede resource systeem, de opkomst van ‘Enterprise Resource Planning’ systemen. In deze periode nam het aantal mainframes (de ‘dataprocessing machines’) af ten gunste van een ware explosie in het aantal mini- en microcomputers, met de personal computer als koploper. Daarmee verdween de computer operator en werden systeem beheerders al snel PC beheerders, Server beheerders en Applicatie Beheerders. Aan het eind van deze periode kwam daar de taak van Netwerk Beheerder bij en ontstond het strakke regime van IT-Beheer.

In 1990 werd het World Wide Web bedacht. Dat was de markering voor de volgende periode, de era van 'communicating devices', een periode waarin niet langer de administratieve processen maar de door uitwisseling van gegevens over netwerken en de, door combineren daarvan verkregen informatievoorziening, informatie belangrijker werd dan de gegevens zelf. Door een forse technische vooruitgang is dit de periode geweest waarin computers gemeengoed werden, het aantal computergebruikers recordhoogtes bereikten en er steeds meer data vastgelegd werd. Door de enorme toename in netwerken, de opkomst van Internet, en het daardoor steeds meer vatbaar worden van computers voor malversaties, groeide Security als kool in het steeds strakker wordende IT-Regime. Maar ook opslag en verwerkingscapaciteit werden steeds belangrijker, zodat de IT-Regimes zich begonnen af te sluiten in ivoren torens om ervoor te zorgen dat hun eigen problematiek niet al te zeer naar buiten zou lekken.
Waar IT voor 1990 voorbehouden was aan een kleine groep technische specialisten, werden in deze era complete afdelingen opgezet en ingericht om de groei van IT te managen. ITIL, Prince en andere methodieken werden ingevoerd om de enorme groei beheersbaar te houden, maar in de ogen van gebruikers bleef IT een toch wat autistische entiteit, niet in staat was om met gebruikers te communiceren en al helemaal niet  begrijpend wat gebruikers nu eigenlijk nodig hadden. Deze fase is nu aan het einde. Informatie is niet langer de kritieke factor, maar communicatie.

2010 was het jaar van de opkomst van social media, cloud computing en Het Nieuwe Werken en is daarmee het begin van de volgende fase die gekenmerkt wordt door de verandering van IT-Centric naar User- en Business Centric. Niet langer IT is leidend voor de wijze waarop bedrijven en hun medewerkers willen werken, maar de gebruikers en business zelf. Niet langer staat het opslaan van gegevens en gecontroleerd ter beschikking stellen van informatie centraal. Nieuwe informatie verkregen door communicatie tussen mensen onderling en tussen mensen en informatiesystemen, waar deze zich ook mogen bevinden, zal de toegevoegde waarde van IT voor de business gaan bieden op een wijze waarmee gebruikers zich gemakkelijk voelen. IT begrijpt IT, maar eigenlijk zou IT de mensen die gebruik maken van IT moeten begrijpen. In deze nieuwe era, de era van ‘information exchanging users’ komt de gebruiker centraal te staan. En dat heeft direct een positieve invloed op de business omdat medewerkers, indien zij begrepen worden, tot meer creativiteit in staat zijn en meer bijdragen aan de business. Een onderneming is immers gebaat bij een ‘happy user’.
Deze verandering is al gaande. Het Nieuwe Werken, zolang daaronder verstaan wordt dat medewerkers op het moment dat het nodig is, op de plaats waar ze zich op dat moment bevinden met een apparaat dat ze daar ter beschikking hebben, kunnen communiceren met collega’s, derden en informatiesystemen, is daar een eerste stap toe.
Maar uiteindelijk gaat dit veel verder. De nadruk zal niet langer liggen op hoe IT afdelingen informatie systemen aanbieden aan gebruikers, maar hoe gebruikers de informatie en gegevens willen benaderen. User-centric in plaats van IT-Centric. Het beste voorbeeld daarvan is de sterke opkomst van tablets en smartphones waarop gebruikers naar behoeven ‘apps’ kunnen installeren om die informatie die zij nodig hebben, op een voor hen bruikbare en zinvolle wijze, kunnen verkrijgen en erover kunnen communiceren. Zonder dat zij daarbij gebonden zijn aan door IT opgestelde regels, zonder door IT opgestelde belemmeringen en zonder dat zij daarvoor cursus gevolgd moeten hebben om om te kunnen gaan met de toepassingen.

Het zal zeker nog een decennium of langer duren, maar uiteindelijk zal de toekomst van IT in lijn met wat hier is aangegeven. Veranderen duurt even. De gehele IT infrastructuur wordt daarmee eindelijk de al jaren gewenste faciliterende dienst voor iets wat er gewoon is voor gebruikers, net zoals dat met stroom, gas, water en tegenwoordig internet toegang ook al is. De huidige, bekende IT organisatie wordt een facilitator die zich met name zal bevinden in de, voor gebruikers onzichtbare , datacenters. En bij organisaties zal de IT afdeling omgevormd worden tot een Contractbeheer Organisatie omdat voor het grootste deel als dienst zal worden afgenomen. Dat impliceert dat organisaties zich radicaal anders moeten gaan opstellen ten aanzien van hun IT, hun data, beveiliging en hun medewerkers. In plaats van het opleggen van regels en belemmering zal de toekomst het vrijlaten en daardoor het benutten van de creativiteit van medewerkers de basis zijn.

In 2030 zal een standaard computer (in wat voor vorm dan ook) net zoveel processor capaciteit hebben als het menselijk brein. Daarmee wordt het onderscheid tussen mens en machine qua mogelijkheden nihil. In 2050 zal één enkele computer net zoveel processor capaciteit hebben als alle mensen op aarde gezamenlijk. Het mag dus verondersteld worden dat de fase 2030-2050 zich zal richten op humanisering van de IT waarbij zonder tussenkomst van IT, een enkele computer al in staat zal zijn de gebruiker ervan te begrijpen. Maar dat is nog verre toekomst.

woensdag 20 april 2011

Hoe oud worden wij eigenlijk?

Ik maak er geen geheim van dat ik verwacht 120 jaar oud te zullen worden. Meestal wordt dat niet serieus genomen en de reacties zijn over het algemeen ironisch of sarcastisch van aard. Begrijpelijk, want de meesten onder ons verwachten niet veel ouder dan 80, 90 te worden.
Maar het is niet zomaar een verwachting. Laten we wel wezen: onze generatie (de zestigers) heeft over het algemeen een gezond en goed leven gehad, afgezien dan misschien van milieuvervuiling en slecht fabrieksvoer (waarvan de additieven alles behalve gezond zijn), maar we hebben geen oorlogen meegemaakt zoals de generatie voor ons, we hebben niet tulpenbollen moeten eten omdat er niets anders was, we woonden niet in oude, schimmelige, vochtige huizen en, vrij belangrijk, de medische wetenschap heeft tijdens onze generatie een enorme vooruitgang geboekt.
Als de vorige generatie dan nu al 80 of ouder wordt, is het dan zo vreemd te veronderstellen dat onze generatie daar echt nog wel een tiental jaren bovenop kan doen, en de huidige generatie (zeg maar vanaf 2000) over het algemeen makkelijk de 100 jaar moet kunnen halen?

Natuurlijk, ongelukken kan je niet tegenhouden maar dankzij onze overheid hebben wij in Nederland toch wel een erg veilig (en daardoor overigens ook saai en niet uitdagend) bestaan. De kans om aan een verkeersongeluk te sterven neemt jaar na jaar af, roken wordt zo duur gemaakt dat niemand dat straks meer kan betalen, we worden ingeënt tegen gewone griepjes, de lucht moet schoner en schoner, en het streven van de overheid is iedere keer weer om de doodsoorzaak nummer 1, wat dat ook moge zijn, aan te pakken. Dat is trouwens vrij zinloos, want er zal altijd een doodsoorzaak nummer 1 zijn. En als je de huidige oorzaak hebt aangepakt, weet je nooit wat de volgende zal zijn. Maar dat terzijde. De overheid beschermt ons van wieg tot graf.

Intussen is het door middel van stamceltherapie al mogelijk om niet goed werkende delen van ons lichaam te vervangen. Deze techniek zal de komende 10-20 jaar verder vervolmaakt worden. Onderzoek naar voorkoming en behandeling van kanker gaat eveneens met enorme sprongen vooruit, dus over pakweg 20 jaar zal kanker wel onder controle zijn. Hart- en vaatziektes worden voor een groot deel veroorzaakt door eet- en leefgewoontes: die worden bij wet verboden en de overheid zal ons dwingen alleen nog maar biologisch verantwoord en gezond voedsel te nuttigen waarbij 2 maal daags sporten verplicht wordt. En dat alles om de leeftijd van onze medelanders te verhogen.

Ik ben nu 50. Over 20 jaar ben ik derhalve 70, de leeftijd waarop de kwaaltjes meestal gaan beginnen. Maar dan kan ik alles wat niet goed meer functioneert laten vervangen. Dat zal waarschijnlijk zelfs geen keuze zijn, het wordt gewoon gedaan. En dan kan ik nog jaren mee.

Vandaag bleek dat ik in deze opvatting niet alleen sta. Tijdens de discussie over de pensioengerechtigde leeftijd (voor mij zal die wel 70 zijn, daar ga ik tenminste van uit) werd al een wetenschappelijk onderzoek aangehaald waaruit zou blijken dat de eerste mens die 150 wordt al geboren is, precies op basis van de argumentatie die ik heb aangehaald. Mijn opvatting is dus niet zo vreemd als het lijkt. En zij die menen daarop ironisch of sarcastisch te moeten reageren, zijn ontwetend wat mij betreft.

zondag 17 april 2011

Stikken langs de snelweg

Gisteravond was er een uitzending van Zembla, met als titel 'Stikken langs de snelweg'. Uiteraard ging het programma over de fijnstof hoeveelheden langs snelwegen en dat het om die reden onbegrijpelijk is dat er door de overheid woningen en scholen dicht langs snelwegen worden gebouwd. Op zich kan ik meer daar nog wel in vinden, maar wat mij erg tegenstond was de zeer eenzijdige, onvolledige en daardoor gemanipuleerde en dus per definitie onjuiste informatievoorziening over dit onderwerp.

Zo werd er voetstoots vanuit gegaan dat verbreding van snelwegen, om een berucht fileprobleem op te lossen, tot meer uitstoot zou leiden omdat er meer auto's per uur langs zouden komen. Het laatste bestrijd ik niet, maar ik ga er nog steeds vanuit dat het continue optrekken en remmen bij filerijden véél meer uitstoot tot gevolg heeft. Dat aspect werd eenvoudigweg niet genoemd.

Ook werd de verhoging van de maximumsnelheid van 80 naar 100 in dichtbebouwde gebieden aangegrepen om te wijzen op de verhoging van de uitstoot van fijnstof. Navraag bij deskundigen leerde dat de meeste hoeveelheid fijnstof door vrachtverkeer wordt uitgestoten. Nu heb ik nergens gelezen dat de maximumsnelheid voor vrachtauto's omhoog gaat, dus dat effect zal niet zo groot zijn als gesuggereerd werd. En dat geldt ook voor de verhoging van 120 naar 130 km/uur. Dat geldt voor personenwagens, een groep waarvan bekend is dat er steeds meer electrische of hybride vormen van verschijnen. Die hebben nauwelijks of geen uitstoot van fijnstof.

Dat geldt overigens ook al voor de meeste moderne auto's: er werd toegegeven dat de lucht al veel schoner is dan 10 jaar geleden: vreemd, ondanks een toch forse toeneming van de hoeveelheid verkeer.

En laten we wel zijn: 40 jaar geleden was de lucht vergeleken met nu ontzettend vervuild. Ook op schoolpleinen in de stad. Ronkende diesels, dampende benzine motoren, uitstoot van gifgassen door industrie die toen nog vaak vlakbij of in de stad lag, het werd allemaal ingeademd. Het lijkt daarom een beetje media-hype creëeren door te beweren dat 'deskundigen' het eens zijn dat fijnstof schadelijk is voor de gezondheid en tot zo'n 2000 doden per jaar leidt. Onze generatie heeft het overleefd, ik zie niet in waarom de huidige met de veel schonere lucht het niet ook zal overleven.

En als je als programma één deskundige aan het woord laat en vervolgens beweert dat 'alle deskundigen het erover eens zijn', heb je aan mij toch een kritische toehoorder: welke deskundigen dan? Zijn er geen deskundigen die anders beweren? Waar is dit op gebaseerd?

Kortom: een docu met halve waarheden waarin het principe van jumping to conclusions gehanteerd wordt. Volgende keer graag een betere onderbouwde stellingname.

zaterdag 9 april 2011

Twitterstilte

Niemand kan ontkennen dat hetgeen vandaag in Alphen gebeurt is, verschrikkelijk is. Niet alleen voor de nabestaanden van de slachtoffers, ook voor degenen die erbij waren en nog lang met de beelden ervan moeten leven. En ook omdat wij, Nederlanders, niet gedacht hadden dat zoiets hier mogelijk zou zijn.
Aan die illusie is in ieder geval een eind gekomen vandaag. Het gaat niet langer om terroristische dreigingen, de eigen bevolking is een veel groter gevaar zo bleek vandaag. Natuurlijk zal er lang nagesproken worden over oorzaken, maar die zijn toch niet te vinden. Wanneer er iets zodanig knapt in iemand dat hij of zij tot een dergelijk daad aangezet wordt, is niet te voorzien en niet te voorkomen. Zolang er wapens zijn, zal dit altijd kunnen gebeuren.

De vraag is of de Twitterstilte die in de loop van de dag geopperd werd door een groep Twitteraars, iets positiefs bijdraagt aan dit gebeuren, en eerlijk gezegd, ik denk het niet. Maar ook al denk je zelf van niet, is het dan correct om juist terwijl er gevraagd is om twitterstilte, in die periode te lopen twitteren dat je het maar onzin vindt? Dat getuigt naar mijn mening niet bepaald van goed fatsoen. Er zijn mensen die het zinvol vinden en ook hun mening dient gerespecteerd te worden. Het is toch een kleine moeite om 15 minuten even niet te twitteren lijkt me. Tenzij je het niet wist, maar dan zou je niet hash-taggen op twitterstilte.

Het is een algemeen beeld dat je ook in veel fora tegenkomt: er blijkt een grote groep mensen te zijn die social media, waar ik fora ook maar even onder schaar, gebruiken om hun frustraties te botvieren op vaak grove wijze zonder respect naar anderen te tonen. Het zou me niet verbazen als deze personen, die blijkbaar een kort lontje hebben, niet net als de dader van het bloedbad van vandaag op het moment dat zich een mogelijkheid voordoet, hetzelfde zouden uitrichten. En die constatering alleen is al triest omdat daaruit de conclusie getrokken moet worden dat het met de samenleving echt de verkeerde kant uitgaat. En daar zijn we uiteindelijk met ons allen schuldig aan.

zaterdag 26 maart 2011

Kernenergie

Nu de toestand in Japan met de kerncentrales met de dag slechter wordt, en de radioactiviteit toeneemt, zal een steeds groter deel van de bevolking weerstand hebben tegen het gebruik van kernenergie. Dat is natuurlijk verklaarbaar, maar naar mijn mening volledig onterecht.

Want laten we eerlijk zijn: zolang we in steeds grotere mate afhankelijk zijn van elektriciteit en de schaarste, en daarmee ook de kosten van natuurlijke grondstoffen als olie en kolen toeneemt, nog afgezien van de milieubelasting daarvan, zal kernenergie het enige middel zijn dat voldoende capaciteit biedt om in de behoefte aan elektriciteit te voorzien. Geen enkele alternatieve vorm (zonne-energie, wind-energie, getijden-energie) van 'schone' energie is in staat om de benodigde capaciteit te leveren.

En kernenergie heeft als grootste voordeel dat het CO2 neutraal is, dat er geen natuurlijke grondstoffen voor opgeofferd hoeven te worden, dat het relatief veilig is en relatief goedkoop te produceren is. De kosten ervoor zijn in ieder geval niet afhankelijk van de politieke situatie in het Midden Oosten. En ja, er is een nadeel: wat te doen met kernafval dat de komende 28.000 jaar radioactief blijft?

Ik ben daar eerlijk gezegd niet zo pessimistisch over. Binnen nu en pakweg 300 jaar zullen er meerdere manieren gevonden zijn om ofwel het kernafval op goedkope wijze te elimineren ofwel zal kernfusie tegen die tijd zover gevorderd zijn dat het radioactieve afval middels kernfusie weer hergebruikt kan worden om energie te leveren. Er dient dus alleen een oplossing gevonden te worden voor het overbruggen van deze 300 jaar. En dat is niet onoverkomelijk. Er zijn voldoende mogelijkheden om diep onder de grond, in beveiligde omstandigheden het afval op te slaan.

Zolang de beveiliging van kerncentrales aangepast wordt aan het gebied waar zij gebouwd zijn (en dat hoeft echt niet zo ingewikkeld te zijn) zijn de centrales zelf ook zeer veilig en de kans op straling verwaarloosbaar klein.
Daarbij komt dat de wetenschap eigenlijk ook helemaal niet weet wat de gevolgen van straling eigenlijk zijn. We weten dat heel veel radioactieve straling dodelijk is, en veel radioactieve straling op z'n minst ongezond is. Maar hoeveel dat precies is, weet niemand. Er zijn gebieden waar de natuurlijk radioactieve straling al vele malen hoger is dan tot nu voor gezond wordt gehouden, en toch leven daar mensen lang en gezond. In bakstenen en beton zit een hoge dosis radioactieve straling en toch bouwen we huizen van bakstenen en beton. Het 'sick-building' syndroom, voornamelijk voorkomend in de betonnen kolossen uit de laatste helft van de vorige eeuw, zou dus best veroorzaakt kunnen worden door het beton en de straling daarvan, maar niemand weet het.

Ik denk dat we eerder ziek worden van negatieve berichtgeving over straling als een psychologisch groepseffect (daar zijn hele interessante wetenschappelijke onderzoeken naar gedaan), dan dat de straling zelf  de oorzaak is. Ik heb medelijden met de mensen die nu in Nederland denken dat ze geigertellers moeten aanschaffen om maar vooral niet in aanraking te komen met de verwaarloosbaar kleine hoeveelheid straling die we hier ondervinden. Die mensen maken zichzelf ziek, en door het psychologisch groepseffect, uiteindelijk ook anderen.